Binet, Laurent – De zevende functie van taal

Meulenhoff 438 pagina’s

In de Franse samenleving, meer specifiek het publieke debat aldaar, spelen filosofen, wetenschappers en schrijvers een veel belangrijker rol dan bijvoorbeeld in Nederland. Schrijvers als Jean Paul Sarte en Simone de Beauvoir en filosofen als Bernard Henri Levy (steevast aangeduid als BHL), Alain Finkielkraut en Michel Foucault namen en nemen volop deel aan het maatschappelijk debat en dienen iedere regering gevraagd en vooral ongevraagd van repliek. Dat bleef niet beperkt tot de laatste decennia van de vorige eeuw, ook heden ten dage spelen zij die rol van luis in de pels, criticasters tout court. En dat is een belangrijke rol, ook al kramen ze nogal eens klinkklare nonsens uit en zijn ze lang niet voor iedereen even gemakkelijk te volgen. Laurent Binet, schrijver van het onvergetelijke HhhH, schreef een schitterende roman over deze kaste en wel met de welsprekendheid als centraal thema. Het woord dat, mits goed gebruikt, een krachtig wapen is in handen van eenieder die de publieke opinie zou willen manipuleren om al doende een machtsbasis te verwerven en consolideren. We zijn aldus direct bij de politiek aangeland en de strekking van deze roman gaat dan ook dieper dan de bij vlagen hilarische maalstroom van gebeurtenissen die Binet op weet te roepen.

Ik aarzelde even of ik De zevende functie van taal zou aanschaffen. Na het overweldigende HhhH kwam Laurent Binet terug met Niets gaat zoals verwacht waarin hij met name de verkiezingsstrijd van de latere president François Hollande volgt. Ik heb het boek niet uitgelezen, veel te veel namen die me hoegenaamd niets zeiden, veel te weinig kennis van de Franse dagelijkse politiek om ook maar een klein beetje van zo’n verslag te kunnen genieten. Maar omdat ik destijds vaststelde dat ik Perlmann’s zwijgen van Pascal Mercier onnodig lang had laten liggen uit koudwatervrees (een verhaal over een congres van taalkundigen? Dat moest welhaast saai zijn, doorspekt met onnavolgbare bespiegelingen van linguïsten. Ik zat er volledig naast), besloot ik deze roman van Binet gewoon aan te schaffen. Ik las hem in twee dagen uit.

De roman vertelt het verhaal van Roland Barthes, een Franse filosoof, literatuurcriticus en semioticus die in het bezit is gekomen van een tekst waarin een nieuwe, uiterst krachtige formulering van de functie van taal is opgenomen. Wie over deze performatieve (naar het Engelse perform) formule beschikt heeft in de taal een uiterst machtig wapen gevonden waarmee alle toehoorders overweldigd kunnen worden. De performatieve taal geeft op die manier rechtstreeks toegang tot ongebreidelde macht. Zo is althans de veronderstelling. En het is evident dat met name politici buitengewoon veel belangstelling voor dat wapen aan de dag leggen. Wanneer Barthes na een lunch met de toenmalige president Giscard d’Estaing naar huis loopt, heeft hij een notitie met die nieuwe zevende functie van taal in zijn binnenzak. Vlak bij huis wordt hij, in beslag genomen door zijn gedachten, aangereden door een bestelbusje om enkele dagen later aan zijn verwondingen te bezwijken. Barthes is daadwerkelijk op deze manier aan zijn einde gekomen maar de omstandigheden waaronder dit ongeval plaatsvond zijn nooit opgehelderd. Binet heeft deze geschiedenis nu eindelijk ingevuld.

Het Élysée is er natuurlijk veel aan gelegen alsnog de hand te leggen op die magische bezwerende formule, want er zijn verkiezingen in aantocht waarin Giscard het moet opnemen tegen Mitterand. Politiecommissaris Bayard – met duidelijk rechtse sympathieën – krijgt de opdracht de zaak te onderzoeken en hij laat zich assisteren door de meer links georiënteerde Simon Herzog, die aan Vincennes semiotiek doceert. Semiotiek bestudeert het gebruik van tekens en tekensystemen. Niet zozeer de betekenis is van belang alswel de gebruikte tekens en tekensystemen en de daarachter schuilgaande werkelijkheid. Binet laat Herzog geregeld staaltjes van op de semiotiek gebaseerde analyses ten beste geven waarmee hij in staat blijkt zijn gesprekspartner grondig te analyseren op grond van diens uiterlijke kenmerken. En zo beginnen de speurder en zijn assistent als waren ze Sherlock Holmes en Watson aan een rechercheonderzoek dat hen in Parijs, Bologna, Ithaca (USA),Venetië en Napels brengt. Binet introduceert een wereldwijd netwerk van debatingclubs die worden aangeduid als Logos Club, ongetwijfeld een variant op vrijmetselaarsloges. Met dien verstande dat wanneer een debater verliest, hem of haar prompt een vingerkootje van de pink wordt afgesneden. En zoals we later zullen merken kan op verlies van een debat – wanneer er sprake is van ongebreidelde hoogmoed – zelfs een veel zwaardere straf staan.

Prachtig zijn de scenes waarin Binet twee tegenstanders met elkaar in debat laat gaan en met grote welsprekendheid laat zien hoe zulke debatten kunnen verlopen. In het eerste tweegevecht gaat het om de vraag waaraan de voorkeur gegeven dient te worden: het gesproken of geschreven woord. De uitdager geeft de voorkeur aan het gesproken woord en weet die stelling met verve, brille en eloquentie te verdedigen. In een van zijn laatste zinnen beroept hij zich op Socrates om zijn stellingname extra te kunnen ondersteunen. Socrates van wie we weten dat hij nooit iets op papier heeft achtergelaten. Zijn tegenstander betreedt het podium om hem van repliek te dienen en zegt aanvankelijk slechts twee woorden: “Van Plato”. Het door zijn uitdager ingebrachte argument was niet van Socrates maar van Plato: “Hij bedoelde Plato. Zonder wiens geschriften Socrates, zijn filosofie en zijn schitterende verheerlijking van het gesproken woord uit de Phaedrus, die mijn geachte opponent ons vrijwel integraal heeft weergegeven, ons onbekend waren gebleven”. En zo verloor de uitdager zijn halve pink.

En ondertussen trakteert Binet ons op dat onmiskenbaar Franse mengsel van filosofen, taalkundigen en schrijvers die er zo vaak het publieke debat beheersen, coterieën van zeer diverse pluimage waarin de centrale figuren ieder hun eigen hofhouding om zich heen hebben verzameld, een wereld van sterrendom, groupies, hoeren (m/v), meer of minder latente homoseksualiteit, meer of minder expliciet seksueel gedrag en promiscuïteit, eindeloze boutades en vooral veel volstrekt onbegrijpelijk geleuter, voor een gewone sterveling vaak niet te doorgronden. En in dit werkelijk schitterende boek van Laurent Binet komen we ze allemaal tegen, al die malloten die jarenlang een hoofdrol voor zich opeisten in de Franse publieke ruimte: Roland Barthes, Michel Foucault, Louis Althusser , Philippe Sollers, Jacques Derrida, Giscard d’Estaing, Jack Lang, François Mitterand enzovoort, enzovoort. En ook van buiten het Franse taalgebied trekken de betweters, die elkaar het licht in de ogen niet gunnen, aan ons voorbij, zoals Noam Chomsky, Roman Jakobson, Julia Krysteva, Paul de Man, Avital Ronell, John Searle en vele anderen.

Prachtig is hoe Binet fictie en werkelijkheid laat samenvallen als Barthes omkomt bij een ongeluk en wanneer Althusser zijn vrouw wurgt, voorvallen die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en Binet levert bij beide tragische incidenten een briljante invulling van de achtergrond daarvan. Soms moet hij de werkelijkheid wat geweld aan doen als het verhaal daar om vraagt en zo komt Derrida gewelddadig om het leven en pleegt Searle zelfmoord maar dat is in de werkelijkheid nooit nagebootst.

En net als in HhhH lopen ook in deze roman verschillende lagen door elkaar. Met name Simon Herzog die door de schrijver zelf is bedacht vraagt zich tegen het einde van de roman af of hij niet in een of andere kloteroman verzeild is geraakt om zich in de apotheose nog eens ferm van de schrijver te distantiëren zodat hij zich, gebruik makend van zijn beheersing van de semiotiek, en bepaald niet voor het eerst uit een netelige situatie kan redden: een dikke middelvinger voor de schrijver, die dit allemaal weer zelf verzint en opschrijft! Heerlijk is dat. Ook buitengewoon knap en verrukkelijk is de wijze waarop Binet de verkiezingsstrijd tussen Giscard en Mitterand in deze roman vervlecht. Kijk eens naar de volgende video (https://www.youtube.com/watch?v=35q6X7War0k) van een debat tussen beide kemphanen waar Binet ruimschoots uit citeert om Simon Herzog te laten konkluderen dat Mitterand de zevende functie van taal had weten te bemachtigen, geen spaan heel liet van Giscard en de verkiezingen glansrijk wist te winnen!

En zoals gezegd, inmiddels zijn we de halve wereld over gereisd, hebben we talloze disputen met gewelddadige afloop beleefd met een hoofdrol voor Umberto Eco, figureren twee Bulgaarse geheim agenten als een moderne versie van Jansen en Janssens en twee Japanners als hun ethisch spiegelbeeld, komen we Cervantes als de eenhandige van Lepanto tegen die zijn schaduw vooruit werpt maar daarover ga ik hier niet verder uitweiden. Dit is een even waanzinnige als hilarische roman, die soms gierend uit de bocht dreigt te vliegen maar Binet houdt beide benen op de grond, schotelt ons een alleszins plausibele en coherente ontknoping voor en leert ons en passant dat ook zij die veel ruimte voor zichzelf opeisen in de publieke ruimte maar gewone mensen zijn, behept met dezelfde onhebbelijkheden als alle andere stervelingen. Het is hun onbeschaamdheid, hun gekoketteer, hun ego dat hen zo aantrekkelijk maakt. Ze mogen weledelgeleerd en even welbespraakt zijn maar dat neemt niet weg dat ze veelal baarlijke nonsens uitkramen en niet te volgen zijn voor gewone stervelingen. Wat heerlijk dat Binet daar zo’n magistrale roman over schreef!

Maar terug nu naar het begin waar ik niet zonder reden Perlmann’s zwijgen aanhaalde. Ook dat is een fabelachtige roman die zich evenals deze nieuwe Binet afspeelt in de kringen van taalkundigen. Ook daar probeert men elkaar de loef af te steken en komen de functies van taal zeer prominent in beeld. Ook in die roman is er sprake van een ongekend ontsporen van met name de hoofdpersoon (in de roman van Binet lijkt men collectief uit de rails te lopen) die zichzelf steeds dieper in ellende doet geraken om net als in De zevende functie van taal een even plausibele als waanzinnige maalstroom van gebeurtenissen op te wekken. Opmerkelijk toch hoe die ogenschijnlijk saaie wereld van taalkundigen die uitblinken in het uitspreken van onbegrijpelijke taal een pandemonium kan veroorzaken dat zijn weerga niet kent, van invloed is op alle facetten van de menselijke samenleving en aanleiding vormt voor zulke prachtige romans.

Hulde aan Binet derhalve die het boek bijna als een script samenstelde. Het zou zo verfilmd kunnen worden.

 

Enno Nuy

april 2016