Bikont, Anna – De misdaad en het zwijgen

Nieuw Amsterdam, 570 pagina´s

Op 10 juli 1941 werden in het Poolse dorpje Jedwabne enkele honderden joden door hun Poolse dorpsgenoten naar een plaatselijke schuur geranseld. Ze werden in de schuur opgesloten die daarna in vuur en vlam werd gezet. Er kwam geen Duitser te pas aan deze massamoord maar tot de dag van vandaag hebben de Polen de grootst mogelijke moeite om te aanvaarden dat zij tot een zo afschuwelijke daad in staat waren geweest. De journaliste Anna Bikont, zelf een joodse, ging op onderzoek uit en trachtte iedereen te achterhalen die getuige was geweest van die verschrikkelijke misdaad of die mensen die erbij betrokken waren geweest gekend hadden.  In De misdaad en het zwijgen doet zij verslag van haar onderzoek. Bikont geeft een bijna chronologisch verslag van haar onderzoek van augustus 200 tot juli 2004 in de vorm van persoonlijke notities over haar gesprekken en interviews. Deze notities worden telkens afgewisseld met meer specifieke anekdotes of korte geschiedenissen.

Wat misschien wel het meeste verbijstert is dat er niets veranderd lijkt te zijn. Het antisemitisme in Polen lijkt vandaag de dag nog even hevig als toen, in de jaren dertig en veertig. De historicus Jan Thomasz Gross was de eerste die beschreef hoe in Jedwabne niet de Duitsers maar de Polen zelf zich te buiten gingen aan rabiate jodenhaat. Het wemelde in die dagen van de pogroms, moord- en slachtpartijen en uiteindelijk culmineerde dat in die verschrikkelijke zomerdag in 1941. Na het verschijnen van het boek van Gross richtte de pastoor in Jebwabne een Comité ter bewaking van de goede naam van de stad op, waarin onder meer een veroordeelde misdadiger werd opgenomen die betrokken was bij een groepsverkrachting waarbij het slachtoffer achter werd gelaten met een fles in haar vagina; enkele dagen na deze afschuwelijke misdaad overleed het slachtoffer. De pastoor had weinig op met joden en verzette zich tegen de mythe dat de Polen zelf zo een schanddaad zouden hebben begaan.

De vraag is waar die afschuwelijke jodenhaat in Polen vandaan kwam. De belangrijkste aanleiding daarvoor was gelegen in de veronderstelling dat de joden massaal betrokken zouden zijn geweest bij het aangeven van Polen bij de Sovjets en zodoende direct verantwoordelijk zouden zijn geweest voor de deportatie van tienduizenden Polen naar de goelags in Siberië. Dat fabeltje kon ontstaan doordat onder andere Hitler al vanaf het begin van de jaren dertig de joden ervan beschuldigde het bolsjewisme van de communisten te hebben ontwikkeld. In werkelijkheid hebben de joden nauwelijks enige rol van betekenis gespeeld bij het aangeven van Polen bij de Sovjetautoriteiten maar in het vergiftigde klimaat van die jaren maakte de werkelijkheid geen enkele indruk op een volk dat maar wat graag een zondebok zocht om wraakgevoelens bot te kunnen vieren. De joden leden even erg onder de Russen als de Polen maar zoals Anna Bikont schreef: Er was geen gemeenschappelijk lot en er is geen gemeenschappelijke herinnering.

Aanvankelijk hadden de joden minder te vrezen van de Russen dan van de Duitsers en in eerste instantie reageerden de joden hoopvoller gestemd op de aanstormende Rus maar het duurde slechts kort alvorens de joden even massaal als de Polen werden gedeporteerd. Onthutsend is de rol van de katholieke kerk in Polen, zowel toen als nu. Op 15 mei 2001 tekent Anna Bikont op: “Een schokkend interview met primaat Glemp voor het KAI. De geestelijke zegt dat de lastercampagne om de Kerk te dwingen zich te verontschuldigen voor de misdaden die op de joden zijn gepleegd, al aan de gang is, dat het boek van Gross duidelijk in opdracht is geschreven en dat de moord in Jedwabne geen enkele religieuze ondertoon had. Waarna hij een hele serie antisemitische clichés uit de kast haalt, met juweeltjes als ‘de joden waren sluwer en wisten hoe ze de Polen konden uitbuiten’ en ‘men hield niet van de joden door hun rare folklore’. En natuurlijk: ‘Zouden de joden niet moeten toegeven dat ze de Polen iets verschuldigd zijn, vooral voor de periode van samenwerking met de bolsjewieken, voor hun bijdrage aan de deportaties naar Siberië, het in de gevangenis stoppen van Polen?’”

Zoals gezegd, ook vandaag de dag is het antisemitisme in Polen virulent. Anna Bikont tekent uit de mond van een onderwijzeres op: “De enige geaccepteerde manier van leven hier is om op zondag geld op de collecteschaal te leggen en daarna de hele week te zuipen, je vrouw te slaan en over joden te klagen”. En minstens even onthutsend is het relaas van Krzystof Godlewski, oud-burgemeester van Jedwabne die in de gemeenteraad keer op keer bakzeil haalt en zijn dorpsgenoten er maar niet toe kan bewegen het verleden eerlijk onder ogen te zien.

Verbijsterend en tranen opwekkend is het relaas van Chaja Finkelsztejn die met er haar echtgenoot Izrael en hun vier kinderen in slaagt te ontsnappen aan het bloedbad van Jedwabne om de rest van de oorlog van het ene naar het andere onderduikadres te sluipen. Een onvoorstelbare geschiedenis, een niet te bevatten aaneenschakeling van rampspoed, ellende en menselijke kwaadaardigheid.

Anna Bikont heeft een enorme prestatie geleverd met dit boek. Zeer gedetailleerd heeft zij opgetekend hoe deze tragedie zich heeft voltrokken. Vele passages in haar boek zijn nauwelijks te lezen zonder erdoor geëmotioneerd te raken. In Polen werden in de Tweede Wereldoorlog veruit de meeste joden vermoord maar lang niet allemaal door de nazi’s. Je kunt je nauwelijks nog voorstellen dat joden ervoor zouden kiezen in Europa te blijven na 1945. Als er iets begrijpelijk is aan deze waanzinperiode uit het menselijke bestaan is het wel zionisme.

 

Enno Nuy

november 2016