Verpale, Eriek – Alles in het klein & Olivetti 82

Arbeiderspers

 

De schrijver Eriek Verpale kende ik niet, wij kennen hier in het algemeen de Vlaamse literatuur te weinig. Het is dat schrijvers als Jeroen Brouwers of Benno Barnard ons daar bij tijd en wijle op attent maakten, anders werden we nauwelijks iets gewaar van onze litererende zuiderburen. En dat zou toch een ernstig gemis zijn. Want, bijvoorbeeld, deze Eriek Verpale, inmiddels alweer enkele jaren geleden overleden, blijkt met deze beide boeken een buitengewoon schrijver.

Beide boeken zijn behoorlijk autobiografisch van aard ofschoon Verpale hier en daar wel lijkt te fabuleren. Alles in het klein begint met een zestal verhalen en sluit af met een groot aantal brieven van de schrijver aan de meisjes die hij liefheeft en aan zijn ‘beminde vriend’, de schrijver Luuk Gruwez.

Olivetti 82 begint met een eveneens groot aantal brieven en sluit af met het titelverhaal, een monoloog die Verpale schreef voor de Vlaamse acteur Bob de Moor die deze monoloog in het theater bracht. U vindt een prachtige registratie hiervan eenvoudig op YouTube. In Olivetti 82 beschrijft Verpale het verhaal van zijn zusje Claudineke, van wie we uit Alles in het klein al weten dat ze op zevenjarige leeftijd kwam te overlijden. Maar kennelijk was dat een verhaal dat Verpale toen nog niet kon schrijven. Er zit een kleine drie jaar tussen beide boeken.

De verhalen uit Alles in het klein zijn zonder uitzondering onvergetelijk mooie verhalen. Over Vera die de tiener Eriek voor het eerst in  aanraking brengt met sluimerende erotiek, over het sneue meisje Veronique en over het meisje dat zo belangrijk zou zijn voorde schrijver, Karolien alias Boes. Maar de twee verhalen die op mij de meeste indruk maakten waren De laatste romanticus, een even hilarische als droevige geschiedenis van Reynier en de titelloze geschiedenis – opgetekend in een brief aan zijn beminde vriend – van Pé den Brusseleir, de tweede echtgenoot van zijn grootmoeder langs vaderskant. Verpale schrijft onopgesmukt in een bijna droge toon en toch zijn zijn verhalen uiterst ontroerend zonder larmoyant te worden. Het verhaal van Pé den Brusseleir neemt slechts twaalf pagina’s in beslag maar je zou willen dat de schrijver er het tienvoudige voor nodig had gehad.

Verpale is voor een belangrijk deel opgevoed door zijn overgrootmoeder, afkomstig uit Vilnius en van joodse oorsprong. In Alles in het klein vertelt hij hoe hij het jiddisch van haar heeft geleerd en dat hem zijn leven lang heeft vergezeld. Hij maakte er studie van en bleef de joodse zaak zeer aangedaan, zonder daarin in uitersten te vervallen. In Olivetti 82 evenwel lijkt hij het jiddisch vooral geleerd te hebben van typemachine verkoper en hersteller Grinberg. Ik vermoed dat deze tweede versie de juiste is.

Van Verpale wordt gezegd dat hij voor het ongeluk was geboren, zelf noemt hij zich een chroniqueur tegen wil en dank. Gelukkig voelde hij die drang tot schrijven want hij schreef tenminste twee onvergetelijk mooie boeken. Ook wordt er gezegd dat zijn jonge vriendinnetjes niet bestaan zouden hebben en vooral aan zijn fantasie zouden zijn ontsproten maar ik betwijfel dat toch ten zeerste. Buitendien, als die meisjes verzonnen zijn, werden dan ook Reynier en Pé den Brusseleir verzonnen? Nee toch?! Misschien dat de meisjes hier en daar wel erg jong waren maar nergens, lijkt mij, is sprake van een ongezonde belangstelling van de zijde van de schrijver. Maar een leeftijdsverschil van meer dan vijftien jaar maakt natuurlijk wel dat de jonge vrouwen zich op een gegeven moment onvermijdelijk loszingen van de oudere schrijver. Met andere woorden, ook in zijn voorkeur voor jonge vrouwen lag het noodlot voor de schrijver al min of meer opgesloten.

In het nawoord bij Alles in het klein van Luuk Gruwez worden we diepere lagen in het werk van Verpale gewaar die mij zonder dat nawoord zouden zijn ontgaan. Het maakt niets uit voor de waardering van deze prachtige boeken waar ik geen genoeg van kan krijgen. Ik heb in deze beide boeken de Vlaming Eriek Verpale leren kennen als een schrijver die met eenvoudige en onopgesmukte taal mensen op een even eerlijke als innemende en onvergetelijke manier tot leven weet te brengen. Hij is nergens uit op effectbejag en tegelijkertijd laten zijn woorden niet na indruk te maken, te ontroeren en te beklijven. Ik ken weinig schrijvers die zo’n intens ontroerend en mooi verhaal kunnen vertellen als dat prachtige verhaal over Pé den Brusseleir. Wat een prachtige literatuur!

 

Enno Nuy
Mei 2020